HomeZomerreis 2019

Turfreis anno 2019

In december 1944 vertrok een groep mannen met o.a. A. Bakema (Westeind) met een trekschuit vanuit Zuidbroek richting zuidoost Drenthe. Na 11 dagen zijn ze terug in Zuidbroek met aan boord 30.000 turven. Hun belevenissen zijn terug te vinden in een boeiend en vermakelijk verslag in het HKM bulletin van juni 2018.

 

Dit verhaal vormde de aanleiding voor het thema van de HKM zomerreis 2019: Turf.

38 HKM leden volgden een groot deel van het traject van deze tocht, niet per schip maar met de auto. Een rit die je zonder stops makkelijk in anderhalf uur kunt voltooien. Dit in schril contrast met de mannen van de trekschuit. Zij hadden geen beschikking over een motor en trokken en boomden de boot in 6 reisdagen naar Emmererfscheidenveen.

Wij starten onze route langs het Winschoterdiep. Langs het Westeind vinden we nog een van de twee doodlopende stukken van het oorspronkelijke tracé, dat dwars door Sappemeer (Noorderstraat) en Hoogezand (Hoofdstraat)  liep. Dit gedeelte is in de jaren vijftig gedempt het tracé is nog goed te zien. Voorbij hotel Faber komen we bij het Kieldiep.

Het Kieldiep vormde de verbinding tussen het Grevelingskanaal en het Winschoterdiep, belangrijk voor het vervoer van turf naar de stad Groningen. De turfwinning zorgde voor werkgelegenheid en veel mensen vestigden zich in de veenkoloniën. De tocht langs het Kieldiep en aansluitend het Grevelingskanaal toont nog het meest de kenmerkende veenkoloniale lintbebouwing met zijn schutsluizen, draaibruggen en wijken die uitmonden in het diep.

In Bareveld houden we een koffiestop, vlak bij het monument ter nagedachtenis aan Klaas Jan de Vrieze. De Vrieze was vanaf 1883 landbouwkundig onderwijzer die boeren in de veenkoloniën wist te overtuigen om kalium als kunstmest te gebruiken, waardoor de landbouwopbrengsten aanzienlijk werden verhoogd. De tekst op het monument (uit 1919) luidt:

Hulde aan de nagedachtenis van wijlen K.J. de Vrieze, overleden 30 januari 1915, den ijverigen propagandist voor het gebruik van kunstmeststoffen in de Veenkoloniën – Hij wees den landbouw nieuwe wegen, den boer tot heil, het land ten zegen – Hij leerde de ouderen en onderwees de jongeren.

De grens tussen de veengebieden en Groningen en Drenthe was altijd omstreden. In 1615 legden beide partijen zich neer bij de grens die Johan Sems namens Groningen en Johan de la Haye namens Drenthe bepaalden (Semslinie). Ze trokken een kaarsrechte lijn tussen Wolfsbarge bij het Zuidlaardermeer en Ter Haar, net boven Ter Apel. Nu was het grote veengebied verdeeld en kon de ontginning beginnen. Toen in 1765 parallel aan de Semslinie het 38 km lange Stadskanaal werd gegraven liep het conflict echter hoog op. De Groningers konden nu ver in de Drentse veengebieden doordringen. Pas in 1815 werd na bemoeienis van koning Willem I de grens definitief vastgesteld en in een convenant werd  over een gekomen dat Drentse boeren hun turf tegen een vastgestelde tolprijs via Stadskanaal mochten afvoeren.

Een goede manier voor Groningen om geld te verdienen aan het Stadskanaal was het verkopen en verhuren van gronden voor bewoning. In 1787 werden de eerste twaalf huizen aan het nieuwe Stadskanaal verhuurd. Deze huizen stonden allemaal aan de noordelijke, Groningse zijde van het water, want de Stad wilde eigen onderdanen en geen Drenten in het gebied. Ook nu nog is de zuidzijde van het kanaal minder bewoond.

We volgen het Stadskanaal naar Ter Apel, de plek waar de boot in 1944 op zondag 10 december bij het Steenen Verlaat stil lag. Daar maakten enkele mannen van de gelegenheid gebruik om op de fiets naar de kerk in Zuidbroek te gaan. Het verhaal van de turfreis geeft ook een gedetailleerd overzicht van de, in onze ogen, zware kost die dagelijks door kok Berend werd bereid. Zo was men “dik zat” na een maaltijd van 3 spint aardappelen met een goede plomp hache (olie met uien). Een hele tegenstelling met onze lunch op een prachtige plek langs de Ruiten A. Heerlijke carpaccio soep en sandwiches, bereid door “onze kok” Janneke. Dit is toch wel de charme van de jaarlijkse zomerreis, gezellig met z’n allen in een kring.

Na de lunch gaat het langs het Stads-Compascuumkanaal en zo bereiken we Bargercompascuum. Even daarvoor waren de mannen in 1944 afgeslagen naar Emmererfscheidenveen waar ze eindelijk voldoende goede turf konden kopen. Onze eindbestemming is het Veenpark, in 1966 geopend ter herinnering van het 100 jarig bestaan van Barger Compascuum. In het park krijg je een aardig beeld van hoe het leven er in het veen was vanaf 1900 tot 1980. Van plaggenhut tot nagebouwde veenkoloniale woningen en winkeltjes. In de turfput is te zien hoe het turfsteken in z’n werk ging. Belangrijk was dat men niet na 21 juni verder ging met steken. De turf heeft n.l. 13 weken nodig om te drogen. Het is dan inmiddels september en de kans op vorst werd groot met het gevaar dat nog niet geheel droge turven uiteenvallen en er slechts potgrond rest.

 

Hier eindigt onze turfreis. De bewondering voor de mannen uit 1944 is groot als je bedenkt dat zij doorgaans met slechte weersomstandigheden te maken hadden en een flinke fysieke inspanning moesten leveren. Maar bovenal de voortdurende twijfel of men überhaupt wel aan goede turf kon komen en de angst of deze vervolgens niet door de bezetter werd afgenomen. Een leugen heeft hen uiteindelijk hiervan gered. Na een tocht door het Ruiten A kanaal, het Veendiep en het Winschoterdiep meert men op 17 december met een  schip vol turf af in Zuidbroek. Het is zeker aan te raden het artikel nog eens te lezen.